schilderijen | recent vanaf 2005/06 | oud 1993-1999 | 2000-2005/06 | terug
acryl op papier | acryl op doek | banieren | olieverf op doek | benfo
Benfo is een samenwerkingsverband tussen de kunstschilders Ben Vollers en Fons Heijnsbroek. Lees meer...
Dialoog in verf op groot formaat
De stad Avallon geeft van 25 april to 17 mei 2009 in de zalen Saint Pierre en le Fabrique grenzend aan de Saint Lazare een zeer originele expositie met de titel Dialoog in verf.
Er hangen de doeken van groot formaat (een dertigtal in totaal) van twee Nederlandse schilders, Ben Vollers en Fons Heijnsbroek. Eveneens kan de bezoeker in het binnenste van deze expositie de dialoog in verf ontdekken van deze twee kunstenaars die zich rekenen tot het abstract-expressionisme. Samen maken ze gemeenschappelijke werken: Benfo’s. Ben en Fons brengen deze vorm sedert 2006 in praktijk. “ Samen schilderen laat ons improviseren zoals in de moderne jazz”.
Ook kunnen de bezoekers de ter plekke gemaakte schilderijen zien, die vooral gaan over het thema Avallon, de Cousin en zijn oevers.
“De rivier de Cousin geeft een dubbel landschap, want zijn water reflecteert de oevers en de bomen. De omgeving van deze vallei en al zijn beelden die zich weerspiegelen in het water vastleggen zal voor ons een geweldige uitdaging zijn”.
Een originele samenwerking. Ben Vollers en Fonsheijnsbroek kennen elkaar sinds 15 jaar. Ze besloten in 2006 samen te schilderen op dezelfde plek op hetzelfde moment en op hetzelfde doek. Hun samenwerking heeft zich opntwikkeld op originele manier om een dialoog in verf te bereiken in alle vertrouwen en totale vrijheid. De twee kunstenaars schilderen op de wijze van het abstract-expressionisme.
Het schilderen als taal
Zij houden er van hun visuele impulsen te gebruiken. Het is zelfs de basis van hun samenwerking. Maar toch blijft op ieder ogenblik de ontwikkeling van hun werk onzeker, want beiden kunnen het schilderij in zijn totaal veranderen, een eigenschap van het schilderen. Ze accepteren dus afhankelijk te zijn van elkaar.
Het schilderij wordt dus een taal om te communiceren, te ondervragen, vernielen of te bevestigen. Het doek is klaar op het moment waarop de twee kunstenaars dit beslissen. Een kunstzinnige weg die nog onbekend is aan de aanschouwers.
Uit: Le Bien Public, Montbard
L’Yonne republicaine – Avallon in de Saint Pierre zaal
Ben en Fons duscussieren op doek. Twee persoonlijkheden, twee technieken. Een vriendschap die nu sedert 15 jaar standhoudt.
Op uitnodiging van het gemeentehuis van Avallon zijn de kunstenaars Ben Vollers en Fons Heijnsbroek uit Nederland gekomen met een dertigtal doeken van groot formaat onder de arm. Ze hebben in de zaal Saint Pierre la Fabrique een klein atelier geinstalleerd om voort te gaan met hun creaties en dialoog in verf, begonnen in 2006. Hun huidige werk heeft als thema
Avallon en de Cousin. De twee kunstenaars willen de omgeving en landschappen beschrijven die Ben Vollers al goed kent : hij woont van tijd tot tijd in Avallon en heeft al geexposeerd bij de kunstenaars van de Icaunais-groep, bij Jean Yves Chevigny en in de ruimte van Denys Garnier.
“Wij schilderen tegelijk op het doek”, legt Fons uit. “We moeten het werk van de ander accepteren, dat hij dat wat hij al gemaakt had wijzigt. Het is een dynamiek van scheppingen en vernietigingen. Het is fascinerend wnt we zijn altijd in het onbekende, zelfs als we elkaar goed kennen”.
De bezoekers zullen twee verschillende stijlen zich zien vermengen: de rechte lijnen bij Ben, en de kromme bij Fons, dit alles in een explosie van kleuren.
“Voor een doek zijn we gelijk. Op die manier kunnen we verder gaan”.
Tekst Benfo voor Glans
De Benfo’s , hoe zijn we ertoe gekomen
In de zomer van 2006 bij een opening van een tentoonstelling van abstracte kunst deden we samen een performance: met zijn tweeën één schilderij maken voor publiek.
Vier maanden later deden we hetzelfde, maar nu op het atelier, met zijn twee. Het was beide keren dood spannend! We kenden elkaar al 15 jaar, hadden veel samen geëxposeerd en elkaars werk bekeken, maar samen schilderen in één schilderij, nee, dat hadden we nog nooit gedaan.
Is dit een dialoog in verf? Nee, het is meer. Wat we doen is samen improviseren op één doek. Ter plekke reageren op elkaars inbreng. Geen concept, geen thema; we beginnen blanco.
We zetten de verf heel direct op het doek, acrylverf omdat die snel droogt. Als het nodig is komt de föhn erbij. Zo kunnen we snel op elkaar reageren.
We bieden elkaar beeldmateriaal aan als een voorstel aan de ander. Waarop de ander weer regeert in verf.
Er ontstaan zo vormen die ieder van ons apart niet had kunnen bedenken. De ander is blijkbaar nodig om uit het bekende te stappen. Dat betekent ook vaak slikken; iets moois wat de één heeft neergezet wordt grondig omgebouwd door de ander. Soms doen we het ook voorzichtiger, in korte zinnetjes: ‘Mag dit weg?’’ ‘’Is er iets op dit moment wat overeind moet blijven?’ Mag ik die horizontale lijn doorbreken. Ik maak van dit blauw roze, is dat goed?
Soms echter gaat het schilderen sneller dan het praten. De één heeft iets net neergezet op het doek, en draait zich om naar het rijdende palet om verf te pakken. Voordat ie al kijkt heeft de ander het omgeschilderd.
Jazz en schilderen
Je kan niet zomaar abstract schilderen. We schilderen met in ons achterhoofd de vele beelden uit de schilderkunst. Daarin lijkt ons schilderen sterk op het jammen in de jazz.
Ook daar vallen de musici terug op ‘standards’; die zijn hun gemeenschappelijke taal. Zoals een Coltrane al improviserend langs bekende standards gaat, zo gaan ook wij al schilderend – niet bewust – langs bijvoorbeeld Tiépolo, Corot, Turner, Ruydael, Soutine. Ook moderne abstracte schilders doen mee: Willem de Kooning, Tapiès , Eugène Brands, Karel Appel. Of figuratievelingen als Kiefer, Förg, Rainer, Raveel en Bacon wandelen in ons mee. Zij zijn onze gemeenschappelijke beeldtaal.
In de jazz wordt met akkoordenschema’s gespeeld. Bijv in G if in G minor. Dat geeft een bepaalde klank of klankkleur. Onze akkoorden komen uit de schilderkunst. Soms een zwaar verf-akkoord of een diepe zware lijn. Met elkaar geven deze akkoorden het schilderij zijn sfeer.
Ons samen schilderen staat sterk in het nu. We dwingen elkaar ter plekke te reageren. Wat wordt neergezet is bijna zo vluchtig als in muziek. Eric Dolphy zei na zijn concert: ‘When the music is over, it is gone in the air, it will never happen again’. Zo wordt in ons schilderen het schilderij voortdurend anders.
Toch is er ook een groot verschil; wij willen een schilderij overhouden dat er staat en dat boeit. De samenhang in een doek is er niet zomaar, ook niet een uitgesproken sfeer. Daar zoeken we al schilderend naar; Er wordt bij ons wel degelijk bewust gebouwd. Alle onderdelen moeten meedoen. Structuur, evenwicht, balans en contrast zijn nodig. Daardoorheen ligt onze vrijheid en ons associëren. We willen allebei dat het schilderij meer wordt dan ‘mooi of verantwoord zijn’. We weten van elkaar dat we verder willen dan dat en zoeken daarnaar. Ontstaat er de nodige diepte? Is het krachtig genoeg? Heeft het een typisch eigen atmosfeer? Is het transparant genoeg?
In een later stadium van het schilderen weten we allebei dat er behoedzaam geschilderd en overwogen moet worden. Dit is voorbij het stadium dat we nog wilde dingen doen. Het schilderij belooft dan iets waardevols te gaan worden, maar het is er nog niet. Dat voelen we allebei aan. Dit is het stadium dat het schilderij ons iets gaat vertellen, en meedoet in het proces. Dan is het voor ons de uitdaging om dat te kunnen zien, te begrijpen. Het schilderij gaat hier een eigen leven krijgen; het is tot leven gekomen en vraagt ons om dit of dat te doen of te laten. We dwalen ook in het laatste stadium nog in het schilderij, waarderen de onderdelen en stukjes. Vaak nadert het dan naar een titel toe. We genieten dan na van het geschilderde, het licht, de transparantie. We wisselen het uit en vertrouwen elkaar.
Vertrouwen en gemeenschappelijkheid
Samen schilderen lukt alleen omdat we elkaar vertrouwen. We kennen elkaar als kundige schilders en weten dat de één de ander niet zal weg schilderen. Er is voortdurende gelijkwaardige inbreng. Er is ook het vertrouwen dat waar de één vastzit hij de ander zijn gang kan laten gaan, om het schilderen gaande te houden of om ons erdoorheen te trekken.Ook weten we dat de ander meekijken en scherp blijft beoordelen.
We zijn allebei schilders van de stad. We houden ook van de stad en kijken er veel. We zien de metrobouw, de reclames, de lichtreflecties, moderne constructies. We genieten allebei van expressieve uitingen zoals graffiti en tags. Maar er is ook Amsterdams licht in ons beider schilderen, we glijden niet langs elkaar met onze kleurkeuze, hoewel er forse verschillen zijn. We hechten allebei sterk aan atmosfeer. We hebben eenzelfde impulsiviteit van de verf erop zetten, een overeenkomstige dynamiek.
Interview (tekst Fons Heijnsbroek)
vraag: zijn we bezig met jammen/jazz??
Ben: Nee. jammen is even meespelen, tijdelijk. Wisselende groepjes.
Wat wij doen is improviseren: niet op een bestaand thema en niet om de beurt, maar ter plekke op elkaar.
We hebben geen concept, geen thema in ons hoofd. We beginnen volkomen blanco. Maar we hebben elkaars inbreng op door te reageren.
Bijvoorbeeld: Ben maakt een lijn en ik neem die lijn over, of zet er een lijn naast, of verander de kleur.
Blijkbaar voelen we elkaars manier van werken goed aan.
Gemeenschappelijk in os werken is dat we geen voorschets gebruiken, nauwelijks een voor-idee hebben en allebei de verf heel direct erop zetten, en daar al doende op door reageren. Het lukt ook alleen met acryl: direct, snel drogen.
Als we Samen werken bieden we elkaar beeldmateriaal aan waarop de ander kan door associeren. Allebei ervaren we dat er zo beeldvormen ontstaan die we zelf niet hadden kunnen bedenken of kunnen ontwikkelen. De ander is nodig om uit de eigen beperking in beeldtaal te stappen.
Er groeit al doende een langdurig project waarin elk schilderij een improvisatie is.
Met muziek en bij jammen is er alleen maar het nu, het ter plekke reageren, het vraag en antwoord, dat lijkt op wat wij doen. De een geeft een voorzet, een voorstel in beeld. De ander kan daarop reageren.
Maar soms ook zijn we allebei tegelijk op een plek op het doek bezig zonder at we de ander bezig zien tijdens het neerzetten. Dan pas zien we het achteraf.
We schilderen eigenlijk ook sterk vanuit de schilderkunst.
Er moet iets achter zitten, je kan niet puur abstract schilderen. Wij hebben ook van alles in ons achterhoofd, dat is de schilderkunst zelf. Daarin lijken we wel op het jammen, die putten ook uit de voorgaande jazz. Zij varieren op een bekend nummer, een standard, die elke goede of ingewerkte jazzmusicus kent.
Zo zijn wij ingewerkt in met name het abstract-expressionisme, maar ook in het expressieve schilderen, we schrijven en praten over schilderkunst, zonder deze tot concepten te maken!!!
Tijdens het schilderen:
mag dit weg??
is er iets wat nog moet blijven?
dit is een mooie tere partij die waardevol is, transparantem die wil ik graag handhaven.
Mag ik die horizontale lijn doorbreken
De samenhang van het doek is niet vanzelfsprekend. Er moet samenhang zijn wil er sprake zijn van een schilderij. Is dat het wel of nog niet?? Moet je een bereikte samenhang handhaven of prijsgeven. Is er voldoende kleur?
Er ontstaan dingen die aan onszelf vreemd zijn, en dan ontstaat de vraag: heeft dat waarde en met name, heeft het met mij en of met de ander te maken?? Er ontstaat andere werkelijkheid, andere beeldtaal die we nog niet kennen (we drijven elkaar hierin op) en het punt is dan: accepteren we die?? Als schilderij??
Dolphy : when the music is over, it is gone in the air, it will never happen again!!! Dus het staat helemaal in het nu, het jammen.
Het schilderij is bij ons eigenlijk de afdruk van ons reageren op elkaar op dat moment. Als het opgenomen wordt zijn ze zich bewust van het uiteindelijke resultaat, maar het ontstaat wel al improviserende.
Wat zijn onze standards?? Dat zijn niet de klappers binnen het abstract-expressionisme.Maar we hebben ze wel in ons hoofd. Maar we hebben ook de stad in ons hoofd, en het licht, en van Gogh en Soutine, enz..
Dus we gaan niet uit van een al bestaand schilderij of schilder. Maar wel is gelijk dat bijvoorbeeld in een solo kan Coltrane heel even langs die bekende standard gaan, Zo gaan wij regelmatig – niet bewust – langs bestaande schilderijen, de roze-vingerige dawn of Tiepolo, Corot, Tapiez,
De methode is abstract-expressionistisch: spontaan, improviseren op een lijn of kleur die tevoorschijn is gekomen, veel associaties. maar ons reservoir is de gehele schilderkunst.
Er is jazz die via accordenschemas spelen: In G of in G minor. Dat heeft een bepaalde klank en een bepaalde klankkleur.
Onze acoorden zijn ontleend uit de ons verwante schilderkunst, een accoord of een toon. Waar de ander weer op reageert. Soms schril (Ben zet iets neer en ik zet er een schrille lijn doorheen. Of we zetten in een lichte partij een zwaar accoord neer. Soms wordt daaraan geschaafd, omdat het akkoord niet meer weg kan zonder dat het hele schilderij in elkaar dondert. Dan moet het gedimt worden, of overgenomen worden of voortgezet of een ander deel.
Ons schilderij is een bouwwerk. In die zin dat er een noodzakelijke samenhang in moet zitten en dat de onderdelen met elkaar die samenhang moeten bewerkstelligen. Zeg maar structuur: balans, evenwicht, contrast. Daardoorheen is er vrijheid.
Maar het uiteindelijke schilderij moet meer zijn!!!!!
Naast het spontane is er ook een gedeelte van heel bewust bouwen en afbreken en overwegen. Dan wordt het spannend of het schilderij ‘lukt’ Of het gaat voldoen aan zijn belofte van wat er aan mogelijkheid of intentie in zit. We voelen op dat moment gezamenlijk dat er iets mogelijk is, dat het schilderij iets kan worden, maar het nog niet helemaal is!! Het is een moment dat het schilderij ons iets gaat vertellen, en dat het de kunst is om dat te kunnen lezen, zien, begrijpen. Het schilderij gaat dan een eigen leven krijgen, het is tot leven gekomen en het vraagt om dit of dat te doen om ……………………………………..
Vaak moeten we het schilderij eerst loslaten en afstand ervan nemen om dat te kunnen zien. Dat is nog steeds die mogelijkheid die we dan erkennen/ herkennen. Dat dragen we nauwelijks over in taal, maar we weten het wel van elkaar. We weten dat er een moment is dat er behoedzaam geschilderd en overwogen dient te worden. Het is voorbij het stadium dat we wilde dingen doen, geen wilde tonen meer opzetten.
Wat doet Ben wat Fons nooit zou doen:
Ben zet vlakken neer, bijna automatisch. Fons zet vaak eerst een constructie in lijnen. Ben borstelt meer zijn vlakken erop, en graag met wit of zwart en dan wat doorgeborsteld zodat ze niet helemaal dekkend zijn en zijn lijnen zijn vaak striemend, hoekig/zigzag, en die van Fons zijn vaak vloeiender en organischer. Fons zet vaker kleurlagen over iets heen wat er al staat, zodat de kleur wordt omgezet van een partij. Hij gebruikt ook vaker geel/groen/violet/paars, en Ben vaker zwart, sienna, ook wel geel, donkerblauw en vaak en veel rood, vaak in relatie tot zwart. Allebei indigoblauw, Ben geen ultramarijn.
Vertrouwen:
Het lukt alleen omdat er wederzijds vertrouwen is in elkaar. Zowel in het schilderkunstig vermogen en oordeel. Maar ook dat de een de ander niet wil weg schilderen of zijn wil wil op leggen. Of gaat betuttelen. Er is voortdurend gelijkwaardigheid van inbreng. Er is ook vertrouwen dat waar de een vastzit hij de ander zijn gang kan laten gaan om het proces gaande te houden of ons erdoorheen te trekken.
We kennen elkaars werk al erg lang natuurlijk.
Er is ook vertrouwen dat de ander meekijkt en mee blijft doen en scherp blijft beoordelen. Ook als de ander aan het werken is en de een toekijkt.
We dwalen ook in het latere stadium door het schilderij, waarderen de onderdelen en stukjes. Vaak nadert het dan naar een titel toe. We genieten dan van het geschilderde, het licht, de transparantie. We wisselen dat uit en vertrouwen dat ook.
We hebben allebei dat het schilderij meer moet doen dan mooi of verantwoord te zijn. We merken bij elkaar dat we verder willen en zoeken dan dat. Bijvoorbeeld de nr 10 waar een zekere eenvoud in zit en niet veel mooiigheid. Wel een belangrijk groot transparant blauw.
Weinig gene naar elkaar om iets uit te proberen of neer te zetten, impulsief kunnen neerzetten zonder te denken dat dat voor de ander niet kan.
Er wordt heel veel in gelaagdheid gewerkt, dus wat er eenmaal staat blijft ook meedoen in het gehele schilderij. Er wordt heel weinig echt weg geschilderd. Dat geeft ook vertrouwen.
Daarbij hoort ook dat we tussendoor veel drogen met de fohn, en dat de kleuren daardoor inzakken of afzwakken. Dat is ook wederzijds. Daardoor ontstaat ook weer die extra gelaagdheid.
We zien vaak abstract schilderen dat te glad is, te veel een mooi abstracte schilderij. We zitten meer aan de barse kant van het abstracte schilderen, het niet mooie. Het lijkt dat we vinden dat een boeiend schilderij niet glad kan zijn. Je moet moeite doen om erin te komen, om je een weg te banen. Aan de andere kant bieden wij een schilderij aan waar men in kan gaan met zijn ogen. We doen een echt visueel aanbod. Een glad schilderij sluit zich af, daar kom je juist niet in. Dan is er geen opening (De Kooning: deur) , eigenlijk is er dan geen innerlijk van het schilderij. Wij willen dat een schilderij een eigen innerlijk heeft. Daar heeft het af-zijn ook mee te maken: met dat er een innerlijk aanwezig komt in het schilderij en dat het in staat is om aan dat innerlijk ook een uiterlijke vorm te geven.
We maken allebei weinig echt vlakke schildrijen. We willen verschillen in diepte in het schilderij.
Modern:
We zijn niet informeel, we zijn ook niet schilders waarin het materiele overheerst. We zijn zeker geen conceptuele kunstenaars. We zijn redelijk intuitief. We zijn sterk associerend.
We zijn niet alleen maar voortzetters van het abstract expressionisme van de jaren 50. Want we kennen ook Kiefer, Förg, Rainer. Popart. We waarderen het ook. Ook Raveel, Bacon.
We zijn allebei hartstochtelijke stadsmensen. En zien dus de moderne verschijnselen van de stad: reclame, lichtreflecties, transparantie, maar ook de metrobouw, moderne constructies,
nabijheid van mensen. We leven ook niet in een echte wereldstad, Amsterdam heeft een oude kern en een oude structuur waarin we allebei wonen en ons thuis voelen. Dus oud-nieuw.
We zouden allebei de metro als onderdeel van onze stad niet willen missen. Ook de uitbreiding en expansie niet. Hoewel we kritisch staan tegenover de moderne architectuur, bijv de formule van de glazen dozen, de metallic look, de scheve, organische bouwsels.
De stad wisselt door de tijden heen. De ene wijk kan in verval raken en komt daarna weer op. Bijvoorbeeld de Zeedijk, of de designlijn aan de Rozengracht, of Geuzenveld dat veel nieuwbouw met koopwoningen krijgt. Dat fascineert ons beiden, daarmee voelen we ons verbonden. We accepteren zonder meer dat de stad een organisme is dat zich verandert en vernieuwt.
We zijn in die zin schilders van de stad, er komen constructies in onze schilderijen terug, er komt reflectie en transparaties daarin terug. Ook: niets is onmogelijk. Bijvoorbeeld een zwarte lijn midden over het doek die snijdt en gilt, zie je ook op straat: een pijp, een tag of graffity. We genieten allebei van die expressieve uitingen. Je kan gewoon schilderkunstig onmogelijke dingen neerzetten en het blijkt dat die een plek kunnen krijgen. Dat is onze naturalistische kant, We zetten ahw bestaande dingen en vormen neer. Onze schilderijen zijn nieuwe dingen maar ze zijn wel denkbaar, omdat het om ons heen ligt: de stad en hoe die beweegt.
er is ook Amsterdams licht in ons schilderen. We glijden niet langs mekaar heen in onze kleurkeuze, hoewel er forse verschillen zijn. We hechten ook allebei heel sterk aan atmosfeer.
we bezochten Maris vijf Jaar geleden in het Teylers. Mastenbroek boven in de Kunsthal boven Willem de Kooning.
Ben: er zit vaak en veel beweging in onze doeken, het beweegt.
we moeten schilderen. Schilderen is ons leven……… . |