Bij mijn onderzoek naar het begin van de schildersvereniging De Onafhankelijken stuitte ik bij de eerste ‘juryvrije’ tentoonstelling in juli 1913 al op een paar abstracte deelnemers, Janus de Winter, Janus van Zeegen en Erich Wichman. En op de 2e juryvrije expositie najaar 1913 van de vereniging werd er opnieuw werk getoond van Erich Wichman en Janus de Winter. Maar opzienbarender was toen het werk van Jacob Bendien en Jan van Deene, die samen met Chris Hassoldt, Arnold Davidsen, Jan Hardens (Batik), en John Raedecker tijdens deze expositie in een manifest de ‘Absolute Schilderkunst’ proclameerden.

Bendien werkte in Parijs al abstract (volgens Niehaus zelfs eerder dan Mondriaan). Er vormde zich daar rond Bendien een groep Nederlandse kunstenaars, die via het Frans kubisme tot abstractie gekomen was. Er zou daarbij sprake zijn van invloed van Delaunay, of Otto Freundlich en Otto van Rees. Maar ook misschien van Lauweriks en zijn theosofische ideeën over vorm en kleur. Bendien en Van Deene wilden niet de zichtbare werkelijkheid uitbeelden, maar een innerlijke wereld. Geen persoonlijke gevoelens, maar ‘de heerlijkheid van het leven, de mooiheid, de liefheid ervan, het schoone beeld der wereld of bezielde natuur in abstracto’. Het waren non-figuratieve composities met golvende vlakken van egale kleur, scherp van elkaar gescheiden, waardoor een decoratieve werking ontstond. Echter: ‘Deze schilderijen stellen wel wat voor, maar alleen innerlijke dingen. Zij zijn: gevoelsleven uitgedrukt in lijn en kleur’. Toch moeten volgens de beide kunstenaars individualiteit en subjectieve stemmingen worden uitgebannen om een zo groot mogelijke zuiverheid van expressie te bereiken. Dat was de filosofie achter het gebruik van sjabloonachtige vlakken. Men moest schilderen in een toestand van onaangedaanheid waardoor een eenvormigheid verkregen werd. Kleurovergangen zouden een te vertroebeld beeld geven van de door de aangrenzende kleuren uit te drukken gevoelens. De kleuren moesten in vlakken binnen duidelijke begrenzingen worden aangebracht. Hierdoor kregen kleur en vorm hun maximale gevoelswaarde. Deze groep kunstenaars stuurde in 1913 werk op naar de najaarsexpositie van De Onafhankelijken, en zij werd door de vaderlandse kunstkritiek erg fel als nieuwlichters aangevallen en gehekeld, met name door L.J. Jordaan in dagblad ‘Het Leven’.Hierna verdween de ‘absolute schilderkunst’ weer uit beeld. Van Deene stopte een tijd met schilderen, tot in de jaren twintig. De jonggestorven Bendien maakte een aantal jaren enkel tekeningen en zou zijn eigen kunstrichting ontwikkelen, het door hem genoemde Meditisme. De naam Absolute schilderkunst kan wellicht verwarrend werken Men zou een verband kunnen vermoeden met het neoplasticisme van Mondriaan en Van Doesburg, of met Malewitz. Maar dat verband is er, gezien de nogal biomorfe vormen en golvende lijnen, helemaal niet.

Literatuur:

Ligthart, Arnold. Een kunstenares en haar tijd, in:
Else Berg (1877-1942);schilderijen, aquarellen en tekeningen. Bussum,1989
Venema, Adriaan. Nederlandse schilders in Parijs 1900-1940. Baarn, 1980.
Blotkamp,Carel. Daubigny, Van Doesburg, Daniels…en 88 andere hoogtepunten uit de collectie moderne kunst van het Centraal Museum. Utrecht, 1987.

 

© Ben Vollers